dinsdag 15 maart 2011

Het boek van Mormon


Het volgende is een onvermijdelijk gevolg van vaak thuis zijn. Op een gegeven moment wordt er aangebeld en staat er iemand voor je deur die zegt; 'Ik wil je graag vragen hoe je over God denkt'.

'Natuurlijk jongen, kom binnen! Koffie?'

Dat zei ik nou weer net niet, maar in alle oprechte eerlijkheid was mijn eerste en geheel natuurlijk reactie 'zeg maar wat je te zeggen hebt, mijn aandacht heb je'.

Een reactie die ongetwijfeld geheel indruist tegen de algemene Hollandse opvattingen. Want je gaat toch niet langs de huizen om 'het geloof' te verkondigen? Dat HOORT toch niet? Ik begrijp de 'andere kant' ook wel hoor. Je hebt mensen die je lastig vallen, je huis proberen binnen te dringen, je beroven, agressief zijn...

Maar ik bezit nu eenmaal een zeldzame afwijking dat ik goed van vertrouwen ben jegens de mensheid. Wanneer je luistert naar je gevoel en intuïtie kun je overal open en positief instappen om zo openheid en geluk te creëren.

Desalniettemin heb ik hem wel in mijn trappenhuis laten staan. Hij bleek een jonge Amerikaanse Mormon en was voor twee jaar in Nederland. Hij kende perfect Nederlands en liep dagelijks langs de huizen, op zoek naar zieltjes. Ik kreeg een korte uitleg, Het Boek van Joseph Smith, zijn kaartje en was altijd welkom in de kerk.

Voor de mensen die niet weten wie of wat Mormonen zijn, dat is helemaal niet erg. Sterker nog, dat hoef je niet eens te weten. Laten we zeggen, het een zeer hardnekkig geloof, een soort pittbull der religies.

Ik kende het geloof van Mormon al wel, van wereld-religie-dag vorig jaar in de Phillipijnen. Daar ontmoette ik twee ultra redneck Amerikanen, die volledig in het keurslijf zaten en hun geloof direct aan me opdrongen. Het waren een stel doordrammers, ze forceerden en ik vond het geloof veel te eenzijdig.

Hela! Ik was dus wel al negatief bevooroordeeld.

Het was echter wel toevallig, omdat ik net een prachtig boek over God aan het lezen was. Van de Hollandse filosoof Spinoza. Ik las een inspirerende samenvatting van Spinoza's Ethica waarin hij al in de 17e eeuw spreekt over een God die niks te maken heeft met het geloof, religie of een man met een baard. De God van Spinoza is alles wat is en hij stelt dat 'alle substantie' één is! Een beetje de Neale Donald Walsch van de 17e eeuw. En ik vond het briljant, want hij heeft helemaal gelijk.

Om een minuut later een leuke, hippe jonge jongen voor mijn deur te vinden, die vraagt waar ik denk dat God zich bevind! Dus ik zeg heel eigenwijs à la Spinoza dat ik geloof dat God overal is, de stenen muur, de trap, de lucht om ons heen, mezelf en hem incluis.

En hij was het helemaal met me eens!

Dit is merkwaardig, omdat we feitelijk volledig langs elkaar heen praatten. Hij gelooft echt in een hoger wezen, een man, het woord van Meneer Smith of in ieder geval in Jezus Christus. En ik geloof in de substantie, het al-wat-is, eenheid en geheel.

En toch zeiden we beide precies hetzelfde!

Ik was een beetje in de war. Want wie heeft gelijk? Of geloven we allebei in merkwaardige onechtheden? Wie is 'beter af'? Wie mag wie veroordelen of beoordelen?

Maakt het eigenlijk iets uit?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten